Het ontbijt is net als de rest geweldig. Maar zoals aan alles, komt ook aan dit luxe leventje een eind. Ik loop als een van de eerste weg opzoek naar een bron die ik eerder gezien had om mijn waterflesje te vullen. Het water uit de kraan bevat veel chloor dus ik vul bijna altijd bij een bron.
Als ik de herberg weer passeer staan er een aantal de rekenkleding aan te trekken. De eerste druppels vallen dus dat lijkt mij ook niet onverstandig. Het gaat steeds harder, dus de regenjas gaat aan en de hoes gaat om de rugzak. De eerste watertest van mijn rugzak en van mijzelf tot nog toe.
De meesten hebben een regenparka, dus die zijn iets eerder klaar en lopen weg. Mijn bril beslaat, ik loop nog te dubben wel of geen capuchon op en ga dan ook op pad. Met capuchon, maar na een aantal meters toch maar zonder. Ik passeer een drietal jongedames die ook in Nájera waren en loop in mijn tempo verder. De weg is mooi ondanks de regen. Ik kom langs een picknick plaats en volg de brede weg rechts de bocht door. Na enkele tientallen meters kom ik bij een spliting. Geen markering. Wat nu? Ik gok links en na een aantal meters zie ik gele paaltjes die langs de weg in de berm de weg lijken aan te geven. Ik zit goed. Na een tijdje begin ik me echter wel wat zorgen te maken. De dames komen niet achter me aan. Ben ik toch verkeerd gelopen? Ik loop door tot ik bij een eerste van vele windmolens kom. Een ketting verraadt privé terrein. Shit. Aan de andere kant van bos, de andere kant van de splitsing staan ook Windmolens. Ik zal dus wel nog verder terug moeten. Heb ik weer. En het regent!!!
Jawel. Ik zie de pijlen (drie stuks, zo groot dat je ze (bijna) niet kan missen) en neem de afslag bij de picknick plaats rechts naar beneden. Wow. Wat een mooi stukje. Een hele mooie heuvelig landschap met hele mooie paarse bloemen ligt voor me. Jammer dat het regent. Geen foto’s. Ik probeer er toch één en stop dan snel mijn mobiel in mijn jaszak. Geen foto’s.
Als het donker langzaam plaats begint te maken voor helder blauw, wordt het landschap nog mooier. Enigszins gekleurd door mijn humeur, denk ik. De regen stopt als ik het wolvenbos passeer. Het is een mooi bos aan weerszijden van de zand/modderweg. Het is een 14 kilometer loop tot het dichtstbijzijnde dorp na Villafranca, dus de boodschappen van gisteren komen goed van pas. Ik ga op een omgevallen boom zitten, schil mijn appel en drink mijn waterflesje leeg (ik had er gisteren nog een gekocht voor het geval dat).
Na een klein halfuur loop ik weer verder. Ik zie opnieuw de afscheidnemende Spanjaard en nog geen tien minuten en twee bochten verder, zie ik de eerste contouren van het volgend dorp. Blijkbaar had ik behoorlijk lang gelopen en was de noodzaak van al dat hamsteren sterk overdreven. Eenmaal in het dorpje samen met de Spaanse “geschiedenisleraar” de eerste kerk in. Dit is een belangrijke kerk. Hier ligt een van de heiligen van de Camino. “Zij hebben er voor gezorgd dat de pelgrims werden beschermd en verzorgd en hebben wegen en bruggen gebouwd om het de pelgrims makkelijker te maken”.
Ik ga op het pleintje naast Henning, en een aantal anderen in de zon zitten. Schoenen uit, sokken en voeten drogen en de regenjas ook. Even pauze. Even koffie. We gaan als een speer.
“Waar naartoe vandaag? “ Ik weet het niet. Burgos is te ver. In Atapuerco zijn we zo. Ik twijfel, maar denk toch dat ik doorloop naar Villafría. Even kijken wat het weer en mijn voeten doen. De eerste blaren zijn er en heb geen zin om daar veel last van te krijgen.
De wandeling naar Atapuerco gaat gemakkelijk. Voornamelijk over het asfalt. Doordat ik vanaf Nájera geen enkele bank of pinautomaat ben gepasseerd, heb ik nog maar een enkele munt in mijn portemonnee. In Atapuerca wordt ik door Henning gevraagd om aan zijn tafel te komen zitten en mee te eten. Hij betaalt. (Gisteravond wist hij dat ik met mijn laatste briefjes de herberg en het eten in Villafranca had betaald). Ik vraag of ze ook boterhammen hebben. De eigenaar raakt geïrriteerd: “Ik heb dit niet opgebouwd om alleen boterhammen te verkopen!” Het wordt salade. Het is warm, dus ook lekker fris. Als het begint te regenen, gaan we binnen zitten en ook Gerard (een Oostenrijker die ik in Nájera voor het eerst zag) en Veronika komen erbij zitten. We wachten tot het opklaart en vertrekken. Veronika blijft en Gerard wil hier eerst de herberg zien… Hij blijft (Hormonen).
Het is een prachtige wandeling over de authentieke weg. Een heuvelig ongecontroleerde stenen puinhoop tot een enorme vlakte. En dan zien we Burgos in de verte liggen. Dat lijkt geen 12 kilometer. Ik ben blij dat we nu al hier zijn, want ‘s morgens de berg op met koude spieren, pfff.
We komen er achter dat de Camino meer is dan een wandeling. Het misleidt en leidt en laat je lijden. We worden helemaal omgeleid en lopen langs een aantal dorpjes waar niets is. Geen bar, geen herberg. Zelfs geen mensen. Alleen huizen. Achterons barst het onweer los en hopelijk waait het niet onze kant op. We lopen door tot het laatste dorpje met herberg vóór Vilafría. Geen herberg.
We zijn aan het eind van ons Latijn, maar lopen dan toch maar door, na een korte stop op een verlaten pleintje. Een jongstel komt er bij zitten. Hongaren met hetzelfde idee. Ook zij moeten nu door tot Villafría. Wij vertrekken en na de saaie door de Camino geregisseerde psychologische slopende laatste kilometers komen we aan in Villafría. Hotel Buenos Aires. Dat kunnen we wel gebruiken, die Buenos Aires.
Als ik de herberg weer passeer staan er een aantal de rekenkleding aan te trekken. De eerste druppels vallen dus dat lijkt mij ook niet onverstandig. Het gaat steeds harder, dus de regenjas gaat aan en de hoes gaat om de rugzak. De eerste watertest van mijn rugzak en van mijzelf tot nog toe.
De meesten hebben een regenparka, dus die zijn iets eerder klaar en lopen weg. Mijn bril beslaat, ik loop nog te dubben wel of geen capuchon op en ga dan ook op pad. Met capuchon, maar na een aantal meters toch maar zonder. Ik passeer een drietal jongedames die ook in Nájera waren en loop in mijn tempo verder. De weg is mooi ondanks de regen. Ik kom langs een picknick plaats en volg de brede weg rechts de bocht door. Na enkele tientallen meters kom ik bij een spliting. Geen markering. Wat nu? Ik gok links en na een aantal meters zie ik gele paaltjes die langs de weg in de berm de weg lijken aan te geven. Ik zit goed. Na een tijdje begin ik me echter wel wat zorgen te maken. De dames komen niet achter me aan. Ben ik toch verkeerd gelopen? Ik loop door tot ik bij een eerste van vele windmolens kom. Een ketting verraadt privé terrein. Shit. Aan de andere kant van bos, de andere kant van de splitsing staan ook Windmolens. Ik zal dus wel nog verder terug moeten. Heb ik weer. En het regent!!!
Jawel. Ik zie de pijlen (drie stuks, zo groot dat je ze (bijna) niet kan missen) en neem de afslag bij de picknick plaats rechts naar beneden. Wow. Wat een mooi stukje. Een hele mooie heuvelig landschap met hele mooie paarse bloemen ligt voor me. Jammer dat het regent. Geen foto’s. Ik probeer er toch één en stop dan snel mijn mobiel in mijn jaszak. Geen foto’s.
Als het donker langzaam plaats begint te maken voor helder blauw, wordt het landschap nog mooier. Enigszins gekleurd door mijn humeur, denk ik. De regen stopt als ik het wolvenbos passeer. Het is een mooi bos aan weerszijden van de zand/modderweg. Het is een 14 kilometer loop tot het dichtstbijzijnde dorp na Villafranca, dus de boodschappen van gisteren komen goed van pas. Ik ga op een omgevallen boom zitten, schil mijn appel en drink mijn waterflesje leeg (ik had er gisteren nog een gekocht voor het geval dat).
Na een klein halfuur loop ik weer verder. Ik zie opnieuw de afscheidnemende Spanjaard en nog geen tien minuten en twee bochten verder, zie ik de eerste contouren van het volgend dorp. Blijkbaar had ik behoorlijk lang gelopen en was de noodzaak van al dat hamsteren sterk overdreven. Eenmaal in het dorpje samen met de Spaanse “geschiedenisleraar” de eerste kerk in. Dit is een belangrijke kerk. Hier ligt een van de heiligen van de Camino. “Zij hebben er voor gezorgd dat de pelgrims werden beschermd en verzorgd en hebben wegen en bruggen gebouwd om het de pelgrims makkelijker te maken”.
Ik ga op het pleintje naast Henning, en een aantal anderen in de zon zitten. Schoenen uit, sokken en voeten drogen en de regenjas ook. Even pauze. Even koffie. We gaan als een speer.
“Waar naartoe vandaag? “ Ik weet het niet. Burgos is te ver. In Atapuerco zijn we zo. Ik twijfel, maar denk toch dat ik doorloop naar Villafría. Even kijken wat het weer en mijn voeten doen. De eerste blaren zijn er en heb geen zin om daar veel last van te krijgen.
De wandeling naar Atapuerco gaat gemakkelijk. Voornamelijk over het asfalt. Doordat ik vanaf Nájera geen enkele bank of pinautomaat ben gepasseerd, heb ik nog maar een enkele munt in mijn portemonnee. In Atapuerca wordt ik door Henning gevraagd om aan zijn tafel te komen zitten en mee te eten. Hij betaalt. (Gisteravond wist hij dat ik met mijn laatste briefjes de herberg en het eten in Villafranca had betaald). Ik vraag of ze ook boterhammen hebben. De eigenaar raakt geïrriteerd: “Ik heb dit niet opgebouwd om alleen boterhammen te verkopen!” Het wordt salade. Het is warm, dus ook lekker fris. Als het begint te regenen, gaan we binnen zitten en ook Gerard (een Oostenrijker die ik in Nájera voor het eerst zag) en Veronika komen erbij zitten. We wachten tot het opklaart en vertrekken. Veronika blijft en Gerard wil hier eerst de herberg zien… Hij blijft (Hormonen).
Het is een prachtige wandeling over de authentieke weg. Een heuvelig ongecontroleerde stenen puinhoop tot een enorme vlakte. En dan zien we Burgos in de verte liggen. Dat lijkt geen 12 kilometer. Ik ben blij dat we nu al hier zijn, want ‘s morgens de berg op met koude spieren, pfff.
We komen er achter dat de Camino meer is dan een wandeling. Het misleidt en leidt en laat je lijden. We worden helemaal omgeleid en lopen langs een aantal dorpjes waar niets is. Geen bar, geen herberg. Zelfs geen mensen. Alleen huizen. Achterons barst het onweer los en hopelijk waait het niet onze kant op. We lopen door tot het laatste dorpje met herberg vóór Vilafría. Geen herberg.
We zijn aan het eind van ons Latijn, maar lopen dan toch maar door, na een korte stop op een verlaten pleintje. Een jongstel komt er bij zitten. Hongaren met hetzelfde idee. Ook zij moeten nu door tot Villafría. Wij vertrekken en na de saaie door de Camino geregisseerde psychologische slopende laatste kilometers komen we aan in Villafría. Hotel Buenos Aires. Dat kunnen we wel gebruiken, die Buenos Aires.