Ik wil net weg lopen als ik door de ramen zie dat het regent. Ik doe mijn sandalen uit en trek mijn schoenen aan. Ben benieuwd hoe het gaat vandaag. Ik vertrek in de regen en na een wat lastige start zit het tempo er weer redelijk in. Het is gestopt met regenen dus het gaat weer prima.
Tot op een gegeven moment de weg overgaat in een verschrikkelijk plakkerige modderlaag. De modder is zo zwaar en plakkerig dat ik bij het lopen regelmatig moet denken aan “Frankenstein”. Er komen een stel fietsers langs, maar die zie ik 5 minuten later met de fiets aan de hand staan. De modder is zo hardnekkig dat ze niet verder kunnen fietsen. Alles plakt
dicht.
Iedereen moet door diezelfde moddergrond en ik zie ook veel mensen worstelen met het lopen. Ik probeer maar zo goed als het kan door te lopen en na een “eeuwigdurende” strijd komt er eindelijk een eind aan die vreselijke weg. Het pad gaat verder een dorp in. Er zitten al vele Pelgrims aan de koffie op het centrale plein en ook ik neem plaats en neem een bak koffie. Mijn schoenen en de regenjas gaan uit. De eerste zonnestralen voelen heerlijk aan.
Het lopen gaat redelijk en vrij soepel bereik ik Castrojeriz. Ik besluit om door te lopen naar Itero de la Vega. Om daar te komen zal ik een behoorlijke heuvel op en uiteindelijk ook weer af moeten. Ik loop een splitsing af en zie geen enkele aanwijzing welke kant ik op moet. Ik kijk achterom en wacht op het voorbij komen van een medeloper. Hij geeft aan linksaf. En dus wordt het een enorme klim. Het eindpunt is te zien en ook de af te leggen weg. Pfff.
Stap voor stap. Eindelijk kom ik boven. Wow. Het blijkt een enorme vlakte, een soort mona-toetje in een zo mogelijk nog grotere kom. Ik kom na een heftige wandeling met o.a. een afdaling van 18° eindelijk aan bij (naar ik meen) Itero de la Vega. Eindelijk de herberg. Mijn been wil niet meer en ik ben echt blij dat ik het gehaald heb. Ik stap binnen in het kleine gebouwtje en
hoor dat de hospitaleros Italianen zijn. In mijn “beste” Italiaans vraag ik of er nog een plek is en tot mijn grote blijdschap is dat er. Ik krijg een bed aan gewezen en mijn Credencial wordt ook direct gestempeld.
Dan krijg ik een rondleiding en wordt me langzaam duidelijk dat dit wellicht niet helemaal mijn ding is. Er is een buitenhok met douche en toilet. Er is geen licht. Alles is gezamenlijk en er is zelfs een voeten-was-ritueel voor het eten. Dan komen er ineens (uit het niets) twee enorme Italianen aan lopen waarvan één al snel zijn baard in mijn oor stopt. "Ja, ik ben ook heel blij om u te leren kennen???” Mijn eerst volgende gedachte: "Hoe kom ik hier zo snel mogelijk weg?”
“Ik denk dat ik toch maar even verder ga…”, “Tot ziens.” Ik loop (redelijk) pijnloos richting Itero de la Vega. De eerste de beste herberg waar ik enkele bekenden zie ga ik binnen en gelukkig kan ik er nog terecht. Sterker nog, ik krijg een kamer voor mij alleen… Voorlopig! Na een douche, de was en wat eten, komen er twee Brazilianen in mijn kamer. Shit! Zuid-Amerikanen!!! Als dat maar goed gaat vanavond.
Tijdens het avondeten, de gastheer keek al niet echt vrolijk, heeft de kokkin het blijkbaar aan de stok met de gastheer. Ik hoor de vreselijkste dingen langskomen en ben volgens mij de enige die het verstaat. De honger wordt er niet echt groter van, maar dat is ook een uitstekende reden om het niet al te beste eten voor een groot gedeelte te laten staan.
Slapen. Hopelijk gaat het vanavond goed met Paolo Coelho en zoon. Ze zijn wat luidruchtig, maar verder prima gezelschap. Samen met een rus beleven we een rustige nacht zonder al te veel gesnurk en kan ik weer even op krachten komen voor de tocht van morgen. Mijn been is erg pijnlijk nu ik lig. Ik ben benieuwd hoe het er morgen voor staat.
Tot op een gegeven moment de weg overgaat in een verschrikkelijk plakkerige modderlaag. De modder is zo zwaar en plakkerig dat ik bij het lopen regelmatig moet denken aan “Frankenstein”. Er komen een stel fietsers langs, maar die zie ik 5 minuten later met de fiets aan de hand staan. De modder is zo hardnekkig dat ze niet verder kunnen fietsen. Alles plakt
dicht.
Iedereen moet door diezelfde moddergrond en ik zie ook veel mensen worstelen met het lopen. Ik probeer maar zo goed als het kan door te lopen en na een “eeuwigdurende” strijd komt er eindelijk een eind aan die vreselijke weg. Het pad gaat verder een dorp in. Er zitten al vele Pelgrims aan de koffie op het centrale plein en ook ik neem plaats en neem een bak koffie. Mijn schoenen en de regenjas gaan uit. De eerste zonnestralen voelen heerlijk aan.
Het lopen gaat redelijk en vrij soepel bereik ik Castrojeriz. Ik besluit om door te lopen naar Itero de la Vega. Om daar te komen zal ik een behoorlijke heuvel op en uiteindelijk ook weer af moeten. Ik loop een splitsing af en zie geen enkele aanwijzing welke kant ik op moet. Ik kijk achterom en wacht op het voorbij komen van een medeloper. Hij geeft aan linksaf. En dus wordt het een enorme klim. Het eindpunt is te zien en ook de af te leggen weg. Pfff.
Stap voor stap. Eindelijk kom ik boven. Wow. Het blijkt een enorme vlakte, een soort mona-toetje in een zo mogelijk nog grotere kom. Ik kom na een heftige wandeling met o.a. een afdaling van 18° eindelijk aan bij (naar ik meen) Itero de la Vega. Eindelijk de herberg. Mijn been wil niet meer en ik ben echt blij dat ik het gehaald heb. Ik stap binnen in het kleine gebouwtje en
hoor dat de hospitaleros Italianen zijn. In mijn “beste” Italiaans vraag ik of er nog een plek is en tot mijn grote blijdschap is dat er. Ik krijg een bed aan gewezen en mijn Credencial wordt ook direct gestempeld.
Dan krijg ik een rondleiding en wordt me langzaam duidelijk dat dit wellicht niet helemaal mijn ding is. Er is een buitenhok met douche en toilet. Er is geen licht. Alles is gezamenlijk en er is zelfs een voeten-was-ritueel voor het eten. Dan komen er ineens (uit het niets) twee enorme Italianen aan lopen waarvan één al snel zijn baard in mijn oor stopt. "Ja, ik ben ook heel blij om u te leren kennen???” Mijn eerst volgende gedachte: "Hoe kom ik hier zo snel mogelijk weg?”
“Ik denk dat ik toch maar even verder ga…”, “Tot ziens.” Ik loop (redelijk) pijnloos richting Itero de la Vega. De eerste de beste herberg waar ik enkele bekenden zie ga ik binnen en gelukkig kan ik er nog terecht. Sterker nog, ik krijg een kamer voor mij alleen… Voorlopig! Na een douche, de was en wat eten, komen er twee Brazilianen in mijn kamer. Shit! Zuid-Amerikanen!!! Als dat maar goed gaat vanavond.
Tijdens het avondeten, de gastheer keek al niet echt vrolijk, heeft de kokkin het blijkbaar aan de stok met de gastheer. Ik hoor de vreselijkste dingen langskomen en ben volgens mij de enige die het verstaat. De honger wordt er niet echt groter van, maar dat is ook een uitstekende reden om het niet al te beste eten voor een groot gedeelte te laten staan.
Slapen. Hopelijk gaat het vanavond goed met Paolo Coelho en zoon. Ze zijn wat luidruchtig, maar verder prima gezelschap. Samen met een rus beleven we een rustige nacht zonder al te veel gesnurk en kan ik weer even op krachten komen voor de tocht van morgen. Mijn been is erg pijnlijk nu ik lig. Ik ben benieuwd hoe het er morgen voor staat.