Vandaag wil ik naar Samos. Daar staat een van de grootste kloosters van Spanje en het schijnt echt de moeite waard te zijn om daar te overnachten. Althans, volgens Angel. Een bijna professioneel Camino-ganger met geweldige verhalen. Voor we vertrekken, ontbijten we. Als we onze route weer willen vervolgen, lopen we in eerste instantie verkeerd. Gelukkig helpen “wij pelgrims” elkaar en ook nu zijn er een aantal die ons terug roepen en ons de juiste weg wijzen. “Buen Camino”.
Het weer is schitterend. Het is koud, maar de nevel die hier normaal hangt, zien we nu onder ons boven het dal hangen. Boven ons is het stralend blauw en schijnt de zon. Onderweg zien we ergens in een bijna verlaten bergdorpje een oud dametje met een bord langs de route staan. We worden getrakteerd op “tortilla de leche fría”. “Pannenkoek” zeg ik. “Neederland” zegt zij! Ze kent nog wel meer woordjes. Geleerd tijdens haar vele jaren langs de Camino. Ze wenst ons een“Goedendag” en een “fijne reis”. “Bedankt!”.
Als ik een uur later op een terras mijn Bocadillo de jamon probeer weg te kauwen, hoor ik: “Je moet paars denken. Als je je ogen sluit en alleen maar paars denkt, helpt het misschien”. Aan het woord is een Amerikaanse dame die, net als de meeste Amerikaanse dames onderweg, prima in ‘Man bijt hond zou’ kunnen figureren. De patiënt is een Fransman die ik samen met twee Nederlanders en een Braziliaanse sinds Fromista geregeld tegen kom. Blijkbaar heeft hij pijn. Blaren of zo. En de“hulp” is dichtbij.
"Ik had het ook gisteren. Toen zag ik al die paarse bloemen en ben ik alleen maar aan paars gaan denken. Het voelde heerlijk. De pijn verdween. Moet je echt proberen.” Ze blijft volhouden. Als de Fransman mijn kant op kijkt, kan hij zijn lachen niet meer
inhouden. Mijn Cola komt uit allerlei openingen waar het normaal gesproken niet hoort te komen en mijn bocadillo is helemaal nat. Ik ben klaar met eten en drinken.
Ik wacht nog even op mijn Deense “terrorist”. Ondertussen praat ik met een Noorse die gisteren nadat het “krankzinnige orakel”eindelijk het restaurant had verlaten binnen was gekomen. Ze had gisteravond dezelfde enthousiasteling gesproken als ik en ook zij was dus onderweg naar Samos. De Deen komt langs met een enorme grijns en ik loop snel met hem mee. “Dan zien we elkaar nog wel vandaag. Buen Camino!”.
Triacastela is het punt waar veel pelgrims stoppen. Van daaruit lopen ze dan de volgende dag direct naar Sarria. Degenen die naar Samos gaan, lopen hier verder naar Samos om geen dag te verliezen. Na een Ensalada mixta die ik bijna volledig laat staan (mijn maag is van streek, ik kan niet slikken, ik voel me niet helemaal lekker) lopen we de laatste 9 kilometer. De weg kent een aantal alternatieven. Door het bos. Op een gegeven moment hebben we een bordje gemist en we besluiten de weg te volgen. In de verte begint het te donderen en boven ons pakken donkere wolken samen. Shit!
"Lopen we wel goed?” “Volgens de gids hadden we er al moeten zijn.”
“San Martino”zien we in eens op een bordje staan. Als we op de kaart kijken blijkt dat een behoorlijk eind uit de route te liggen. Nee hè!? Wat nu? We besluiten terug te lopen tot de laatste splitsing waar de Camino nog werd aangegeven. Een kilometer of vier denk ik. Als we net hebben overgestoken zien we een fietser aankomen. Zwaarbepakt. Een Pelgrim! “Mag ik je wat vragen? Weet jij hoe we in Samos komen?” “Ja, achter die heuvel , na de bocht ligt het, als het goed is.” We zijn opgelucht. “Gracias. Buen Camino.”
We moeten opschieten, de donder komt steeds dichterbij. De eerste druppels zijn ook al voelbaar. We gokken erop dat we op tijd zijn en lopen door. We worden een bos in geleid. En dan opeens uit het niets zien we het klooster verschijnen. Een geweldig moment. Niet alleen omdat het een prachtig klooster is, maar vooral omdat we er eindelijk zijn. En net op tijd voor de
regen.
De douche is hier ook niet echt warm, maar in vergelijking met gisteren is het heerlijk. Verder zie ik het bijzondere van het overnachten hier in deze aftandse soberheid nog niet, maar dat kan nog komen. We gaan eten. De twee Scandinaviërs en ik. Of beter, zij eten en ik kijk toe. Af en toe hoor ik weer iets van de Muppetshow. Het begint te regenen. Henning gaat pinnen en wij gaan naar binnen. Aan de bar bestellen we een ijsje. “Misschien dat dat wel lukt”.
Aan één tafel zit een groepje jonge pelgrims uit Spanje, Italië, Amerika en Letland. Al een aantal dagen vormen zij een min of meer vast clubje. Aan de andere tafel zien we Rafa en Angel. We gaan er bij zitten. Volgens Angel is er zo een rondleiding in het klooster en aansluitend zouden we naar de mis kunnen. “Dat mag je niet missen!”
De rondleiding gaat aan onze neus voorbij. “De gids was iets eerder begonnen en dat was de tweede groep. Per dag hebben we maar twee groepen, dus u kunt hier wel wachten op de gids, maar de rondleiding gaat echt niet meer door.” Een monnik probeert het ons uit te leggen. Ik denk alleen: “Dat is echt Spanje”. Wat we ook proberen, de rondleiding gaat niet door. Dus zitten we een uurtje later bij de mis te wachten op dat wat we echt “niet mogen missen”…
Oké, “Mag je niet missen” is wel veel gezegd, maar toch… het sfeertje, het gezang, de afbeeldingen en de beelden doen wel iets met me. Alsof het gevoel dat ik sinds kort (weer) voel nog intenser is. Het gemis, de liefde, het leven willen leven. Voor mezelf. Met Erika, met de KiDS. Na de mis verlaat ik wat emotioneel de kerk. We gaan eten. Henning ligt al op bed. Hij slaapt. Ook al een paar dagen niet goed in orde.
Hij ligt boven. De stapelbedden zijn hier net als gisteren in O Cebreiro twee aan twee geplaatst. Daar lag ik naast een oude Fransman met een vreselijke Camembert lucht. Ik heb de hele nacht niet geslapen. Zelfs met mijn rug naar hem toe, drong die penetrante lucht mijn neus in. Vreselijk! Dat zal vandaag hopelijk anders gaan. Ik lig naast Hilde, de Noorse.
Geen camembert vandaag!
Het weer is schitterend. Het is koud, maar de nevel die hier normaal hangt, zien we nu onder ons boven het dal hangen. Boven ons is het stralend blauw en schijnt de zon. Onderweg zien we ergens in een bijna verlaten bergdorpje een oud dametje met een bord langs de route staan. We worden getrakteerd op “tortilla de leche fría”. “Pannenkoek” zeg ik. “Neederland” zegt zij! Ze kent nog wel meer woordjes. Geleerd tijdens haar vele jaren langs de Camino. Ze wenst ons een“Goedendag” en een “fijne reis”. “Bedankt!”.
Als ik een uur later op een terras mijn Bocadillo de jamon probeer weg te kauwen, hoor ik: “Je moet paars denken. Als je je ogen sluit en alleen maar paars denkt, helpt het misschien”. Aan het woord is een Amerikaanse dame die, net als de meeste Amerikaanse dames onderweg, prima in ‘Man bijt hond zou’ kunnen figureren. De patiënt is een Fransman die ik samen met twee Nederlanders en een Braziliaanse sinds Fromista geregeld tegen kom. Blijkbaar heeft hij pijn. Blaren of zo. En de“hulp” is dichtbij.
"Ik had het ook gisteren. Toen zag ik al die paarse bloemen en ben ik alleen maar aan paars gaan denken. Het voelde heerlijk. De pijn verdween. Moet je echt proberen.” Ze blijft volhouden. Als de Fransman mijn kant op kijkt, kan hij zijn lachen niet meer
inhouden. Mijn Cola komt uit allerlei openingen waar het normaal gesproken niet hoort te komen en mijn bocadillo is helemaal nat. Ik ben klaar met eten en drinken.
Ik wacht nog even op mijn Deense “terrorist”. Ondertussen praat ik met een Noorse die gisteren nadat het “krankzinnige orakel”eindelijk het restaurant had verlaten binnen was gekomen. Ze had gisteravond dezelfde enthousiasteling gesproken als ik en ook zij was dus onderweg naar Samos. De Deen komt langs met een enorme grijns en ik loop snel met hem mee. “Dan zien we elkaar nog wel vandaag. Buen Camino!”.
Triacastela is het punt waar veel pelgrims stoppen. Van daaruit lopen ze dan de volgende dag direct naar Sarria. Degenen die naar Samos gaan, lopen hier verder naar Samos om geen dag te verliezen. Na een Ensalada mixta die ik bijna volledig laat staan (mijn maag is van streek, ik kan niet slikken, ik voel me niet helemaal lekker) lopen we de laatste 9 kilometer. De weg kent een aantal alternatieven. Door het bos. Op een gegeven moment hebben we een bordje gemist en we besluiten de weg te volgen. In de verte begint het te donderen en boven ons pakken donkere wolken samen. Shit!
"Lopen we wel goed?” “Volgens de gids hadden we er al moeten zijn.”
“San Martino”zien we in eens op een bordje staan. Als we op de kaart kijken blijkt dat een behoorlijk eind uit de route te liggen. Nee hè!? Wat nu? We besluiten terug te lopen tot de laatste splitsing waar de Camino nog werd aangegeven. Een kilometer of vier denk ik. Als we net hebben overgestoken zien we een fietser aankomen. Zwaarbepakt. Een Pelgrim! “Mag ik je wat vragen? Weet jij hoe we in Samos komen?” “Ja, achter die heuvel , na de bocht ligt het, als het goed is.” We zijn opgelucht. “Gracias. Buen Camino.”
We moeten opschieten, de donder komt steeds dichterbij. De eerste druppels zijn ook al voelbaar. We gokken erop dat we op tijd zijn en lopen door. We worden een bos in geleid. En dan opeens uit het niets zien we het klooster verschijnen. Een geweldig moment. Niet alleen omdat het een prachtig klooster is, maar vooral omdat we er eindelijk zijn. En net op tijd voor de
regen.
De douche is hier ook niet echt warm, maar in vergelijking met gisteren is het heerlijk. Verder zie ik het bijzondere van het overnachten hier in deze aftandse soberheid nog niet, maar dat kan nog komen. We gaan eten. De twee Scandinaviërs en ik. Of beter, zij eten en ik kijk toe. Af en toe hoor ik weer iets van de Muppetshow. Het begint te regenen. Henning gaat pinnen en wij gaan naar binnen. Aan de bar bestellen we een ijsje. “Misschien dat dat wel lukt”.
Aan één tafel zit een groepje jonge pelgrims uit Spanje, Italië, Amerika en Letland. Al een aantal dagen vormen zij een min of meer vast clubje. Aan de andere tafel zien we Rafa en Angel. We gaan er bij zitten. Volgens Angel is er zo een rondleiding in het klooster en aansluitend zouden we naar de mis kunnen. “Dat mag je niet missen!”
De rondleiding gaat aan onze neus voorbij. “De gids was iets eerder begonnen en dat was de tweede groep. Per dag hebben we maar twee groepen, dus u kunt hier wel wachten op de gids, maar de rondleiding gaat echt niet meer door.” Een monnik probeert het ons uit te leggen. Ik denk alleen: “Dat is echt Spanje”. Wat we ook proberen, de rondleiding gaat niet door. Dus zitten we een uurtje later bij de mis te wachten op dat wat we echt “niet mogen missen”…
Oké, “Mag je niet missen” is wel veel gezegd, maar toch… het sfeertje, het gezang, de afbeeldingen en de beelden doen wel iets met me. Alsof het gevoel dat ik sinds kort (weer) voel nog intenser is. Het gemis, de liefde, het leven willen leven. Voor mezelf. Met Erika, met de KiDS. Na de mis verlaat ik wat emotioneel de kerk. We gaan eten. Henning ligt al op bed. Hij slaapt. Ook al een paar dagen niet goed in orde.
Hij ligt boven. De stapelbedden zijn hier net als gisteren in O Cebreiro twee aan twee geplaatst. Daar lag ik naast een oude Fransman met een vreselijke Camembert lucht. Ik heb de hele nacht niet geslapen. Zelfs met mijn rug naar hem toe, drong die penetrante lucht mijn neus in. Vreselijk! Dat zal vandaag hopelijk anders gaan. Ik lig naast Hilde, de Noorse.
Geen camembert vandaag!