Vanmorgen waren we de laatsten die vertrokken uit de herberg. We ontbijten in Leboreiro. Terwijl we aan de Café con leche zitten komt Jurgen aan schuiven. Hij is vroeg vertrokken vanmorgen. Hij wilde de kater van gisteren uit zijn lichaam lopen. In Palas de Rei hadden ze het erg gezellig gehad tijdens het eten. Hij had daar een oude bekende gezien en ze hadden, zoals goede Duitsers betaamt, bier gedronken. Iets te veel.
We laten hem achter en lopen verder. De gehele dag komen we de groep niet meer tegen. In Melide, waar we lunchen, wachten we behoorlijk lang, maar de groep is blijkbaar ook niet op stoom vandaag, dus lopen we verder. Uiteindelijk lukt het ons (ondanks mijn algehele conditie en zijn linker been) om Arzúa te bereiken. De eerste de beste herberg lopen we binnen en het ziet er prima uit. Er is wifi, de toiletten en douches zijn schoon en het stadje is groot genoeg om wat te eten of te kopen.
Bij de receptie staat een bordje met “Voetmassage – 3 euro”.Nou, dat zien we wel zitten. Onze voeten zijn wel aan een behandeling toe… Het blijkt een apparaat te zijn. Ik vraag de dame achter de receptie of zij geen massage geeft… “Tja, ik wil je best masseren, maar dat gaat je meer kosten!” Oké!? “Denk maar even na over de prijs, dan gaan wij eerst even douchen…”
Zonder massage, maar fris gewassen, wil ik de stad inlopen opzoek naar een apotheek. Mijn eetlust is enorm, maar ik krijg geen hap door mijn keel. Ik denk dat ik een paar kilo ben afgevallen en mijn energie ligt ergens onder nul. Toch maar eerst even Skypen met Erika. “Zondag in Santiago gaat echt niet lukken.” Ik hoor teleurstelling. “Ik ben al een paar dagen niet lekker en we zitten aan onze max. Ik hoop wel morgen tot aan Labacolla te kunnen lopen, maar dat hangt af van mijn gesteldheid." Ik denk dat het de vlinders in mijn buik zijn!
Ze zou Tito nog laten weten dat hij de terugreis niet op maandag moest plannen. “Komt goed.” Het gesprek met Erika gaf me weer energie. Ik heb zin om naar huis te gaan. Niet persé Doetinchem, maar naar Erika en de KiDS. Waar dan ook!!! Ik mis ze!
Onder het Skype-gesprek hoorde ik opeens mijn naam roepen. Veronica had het blijkbaar ook tot Arzúa geschopt. Een aantal dagen geleden had ze nog behoorlijk ziek op bed gelegen. Het heerst onder Pelgrims. Zij moet nog wat boodschappen doen en ik ging op zoek naar de apotheek, dus we lopen samen de stad in. “Zullen we vanavond samen wat gaan eten?”, vraagt ze. “Is goed. Ik denk dat wij (Henning en ik) om een uur of zeven gaan eten." "Tot dan.”
Om zeven uur staat Veronica ons al op te wachten voor de herberg. We lopen naar een restaurant en gaan zitten. Ik voel me niet zo heel lekker, maar heb echt honger. Nadat we een keer of tien zijn genegeerd door de voorbij lopende serveerster, grijp ik in: ”Hallo, zijn wij niet welkom of zo? We zitten hier al een hele tijd. Er is oogcontact. We willen bestellen, maar je ziet ons gewoon niet zitten.” “Sorry, ik dacht dat jullie zelf al wat bij jullie hadden” (Veronica had een reep Chocola op tafel gelegd).
De tapa (of beter, pincho) maakt veel goed… Tenminste voor de andere twee. De garnalenspies had ik niet moeten nemen. Mijn eetlust is volledig doodgeslagen en ik denk dat er eerder wat uit komt dan dat er wat in gaat. Ik verontschuldig mij en ga terug naar de herberg. Ondertussen had ik bericht gekregen van de achterblijvers dat ze onderweg waren naar Arzúa met een taxi. In Ribadiso da Baixo waar zij waren gestrand, was het restaurant gesloten en konden ze niets meer eten. Ze kwamen dus onze kant op. “Eet smakelijk, ik ga slapen!”
Ik had Erika gezegd dat ik vanavond nog even zou Skypen, maar laat ook haar weten dat dat niet meer gaat. Ik ga naar bed. Het is acht uur. Ik voel me beroerd. Ik heb al geprobeerd om met een vinger achter in mijn keel alles er uit te gooien. Dat ging niet. Ik heb een shirt aangetrokken, de slaapzak goed dichtgeknoopt en zweet nu zowat een zwembad bij elkaar.
Het slapen wil nog niet zo lukken en dus hoor ik alles wat er gezegd wordt in de slaapzaal. In meerdere talen. Waaronder Nederlands. De Nederlanders zijn behoorlijk luidruchtig en om acht uur zeg er natuurlijk nog niets van, maar als het tien uur is geweest en een aantal mede pelgrims zich ook al behoorlijk storen aan het gezwets van de Hollanders, kan ik het niet laten: “Hé, hou eens op met dat gezwets en wees eens stil. Ga anders naar buiten.”
Vijf minuten is het stil en dan beginnen ze weer. Drie zijn het. Drie van die Torremolinos-Pensionados. Ik probeer het te negeren, maar dan hoor ik opeens: “…hier kennen ze niet eens praten. Als ik in Sitches ben, daar ken ik ze tenminste verstaan. Daar kennen ze in ieder geval Engels.” En een ander: “… je hebt twee soorten Spanjolen, domme Spanjolen en nog dommere Spanjolen!” Dat was de druppel: “Als het jullie hier niet aanstaat, waarom flikkeren jullie dan niet op naar jullie eigen land! … En als jullie nou je kop niet houden, dan zul je eens zien wat domme Spanjolen kunnen aanrichten! Kloothommels!!!” Eindelijk stilte.
We laten hem achter en lopen verder. De gehele dag komen we de groep niet meer tegen. In Melide, waar we lunchen, wachten we behoorlijk lang, maar de groep is blijkbaar ook niet op stoom vandaag, dus lopen we verder. Uiteindelijk lukt het ons (ondanks mijn algehele conditie en zijn linker been) om Arzúa te bereiken. De eerste de beste herberg lopen we binnen en het ziet er prima uit. Er is wifi, de toiletten en douches zijn schoon en het stadje is groot genoeg om wat te eten of te kopen.
Bij de receptie staat een bordje met “Voetmassage – 3 euro”.Nou, dat zien we wel zitten. Onze voeten zijn wel aan een behandeling toe… Het blijkt een apparaat te zijn. Ik vraag de dame achter de receptie of zij geen massage geeft… “Tja, ik wil je best masseren, maar dat gaat je meer kosten!” Oké!? “Denk maar even na over de prijs, dan gaan wij eerst even douchen…”
Zonder massage, maar fris gewassen, wil ik de stad inlopen opzoek naar een apotheek. Mijn eetlust is enorm, maar ik krijg geen hap door mijn keel. Ik denk dat ik een paar kilo ben afgevallen en mijn energie ligt ergens onder nul. Toch maar eerst even Skypen met Erika. “Zondag in Santiago gaat echt niet lukken.” Ik hoor teleurstelling. “Ik ben al een paar dagen niet lekker en we zitten aan onze max. Ik hoop wel morgen tot aan Labacolla te kunnen lopen, maar dat hangt af van mijn gesteldheid." Ik denk dat het de vlinders in mijn buik zijn!
Ze zou Tito nog laten weten dat hij de terugreis niet op maandag moest plannen. “Komt goed.” Het gesprek met Erika gaf me weer energie. Ik heb zin om naar huis te gaan. Niet persé Doetinchem, maar naar Erika en de KiDS. Waar dan ook!!! Ik mis ze!
Onder het Skype-gesprek hoorde ik opeens mijn naam roepen. Veronica had het blijkbaar ook tot Arzúa geschopt. Een aantal dagen geleden had ze nog behoorlijk ziek op bed gelegen. Het heerst onder Pelgrims. Zij moet nog wat boodschappen doen en ik ging op zoek naar de apotheek, dus we lopen samen de stad in. “Zullen we vanavond samen wat gaan eten?”, vraagt ze. “Is goed. Ik denk dat wij (Henning en ik) om een uur of zeven gaan eten." "Tot dan.”
Om zeven uur staat Veronica ons al op te wachten voor de herberg. We lopen naar een restaurant en gaan zitten. Ik voel me niet zo heel lekker, maar heb echt honger. Nadat we een keer of tien zijn genegeerd door de voorbij lopende serveerster, grijp ik in: ”Hallo, zijn wij niet welkom of zo? We zitten hier al een hele tijd. Er is oogcontact. We willen bestellen, maar je ziet ons gewoon niet zitten.” “Sorry, ik dacht dat jullie zelf al wat bij jullie hadden” (Veronica had een reep Chocola op tafel gelegd).
De tapa (of beter, pincho) maakt veel goed… Tenminste voor de andere twee. De garnalenspies had ik niet moeten nemen. Mijn eetlust is volledig doodgeslagen en ik denk dat er eerder wat uit komt dan dat er wat in gaat. Ik verontschuldig mij en ga terug naar de herberg. Ondertussen had ik bericht gekregen van de achterblijvers dat ze onderweg waren naar Arzúa met een taxi. In Ribadiso da Baixo waar zij waren gestrand, was het restaurant gesloten en konden ze niets meer eten. Ze kwamen dus onze kant op. “Eet smakelijk, ik ga slapen!”
Ik had Erika gezegd dat ik vanavond nog even zou Skypen, maar laat ook haar weten dat dat niet meer gaat. Ik ga naar bed. Het is acht uur. Ik voel me beroerd. Ik heb al geprobeerd om met een vinger achter in mijn keel alles er uit te gooien. Dat ging niet. Ik heb een shirt aangetrokken, de slaapzak goed dichtgeknoopt en zweet nu zowat een zwembad bij elkaar.
Het slapen wil nog niet zo lukken en dus hoor ik alles wat er gezegd wordt in de slaapzaal. In meerdere talen. Waaronder Nederlands. De Nederlanders zijn behoorlijk luidruchtig en om acht uur zeg er natuurlijk nog niets van, maar als het tien uur is geweest en een aantal mede pelgrims zich ook al behoorlijk storen aan het gezwets van de Hollanders, kan ik het niet laten: “Hé, hou eens op met dat gezwets en wees eens stil. Ga anders naar buiten.”
Vijf minuten is het stil en dan beginnen ze weer. Drie zijn het. Drie van die Torremolinos-Pensionados. Ik probeer het te negeren, maar dan hoor ik opeens: “…hier kennen ze niet eens praten. Als ik in Sitches ben, daar ken ik ze tenminste verstaan. Daar kennen ze in ieder geval Engels.” En een ander: “… je hebt twee soorten Spanjolen, domme Spanjolen en nog dommere Spanjolen!” Dat was de druppel: “Als het jullie hier niet aanstaat, waarom flikkeren jullie dan niet op naar jullie eigen land! … En als jullie nou je kop niet houden, dan zul je eens zien wat domme Spanjolen kunnen aanrichten! Kloothommels!!!” Eindelijk stilte.