De Pelgrimstocht
Legende
Volgens een legende zou het graf van de apostel Jakobus, een van de discipelen van Jezus, zich in Santiago de Compostela bevinden. Zijn stoffelijk overschot zou, nadat hij in Palestina was onthoofd, in een stenen boot zijn gelegd waarin twee van zijn discipelen meereisden. De boot bereikte vanzelf de Galicische kust, waarna het dode lichaam werd begraven aan de berg Libredón. Over het graf verrees een machtige basiliek.
Naam
De stad heet officieel kortweg Santiago, maar er zijn nog veel meer steden die zo heten. Compostela is een bijnaam, die vooral wordt gebruikt als men de stad als bedevaartsoord beschouwt. De gecombineerde naam 'Santiago de Compostela' kan dan ook worden vertaald als: 'Santiago, bijgenaamd Compostela'.
Meestal wordt gezegd dat de bijnaam komt van Campus Stellae (Sterrenveld), vanwege de ster die, volgens de overlevering, het gebeente van Jakobus op deze plaats heeft aangewezen. De "camino" wordt ook wel de "Melkweg" genoemd.
Bedevaartsoord
Santiago de Compostella is een van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden. Pelgrims uit heel Europa eindigen hier hun voettocht. Deze voettocht noemt men de Camino de Santiago (De weg naar Santiago). De pelgrims op weg naar Santiago zijn herkenbaar aan de sint-jakobsschelp, het teken van de heilige Jacob. De schelp wordt gedragen met de sluiting naar boven (in tegenstelling tot de schelp van een zekere oliemaatschappij). Dit dier wordt langs de Galicische kust gekweekt (de kwekers zeggen niet precies waar, om diefstal te voorkomen) en is onder de naam vieira in de Galicische restaurants een gewilde delicatesse. De weg naar Santiago (in het Spaans ook wel 'el camino'; de weg genoemd) kent veel van deze tradities. Zo laten pelgrims een van huis meegenomen steen achter bij Cruz de Ferro waarmee ze symbolisch hun zonden van zich afleggen en (letterlijk) verlicht hun weg vervolgen.
De pelgrimsroute naar Santiago de Compostella
De Jacobsweg (Spaans: Camino de Santiago) is de pelgrimsroute naar het graf van de apostel Jakobus in Santiago de Compostella in Spanje. In eerste instantie wordt daaronder de zogenaamde Camino Francés verstaan, de middeleeuwse verkeersas in Noord-Spanje, die loopt van de Pyreneeën naar het graf van Jakobus. Deze route loopt langs de steden Pamplona, Estella, Logroño, Burgos, León, Astorga en Ponferrada. Er zijn ook enige andere routes van de Pyreneeën naar Santiago. De route in zijn huidige loop is in de eerste helft van de 11e eeuw ontstaan; er wordt echter aangenomen dat de route al veel ouder is. Al voor Christus was Finisterre het eindpunt van een heidense tocht. Het klif, 90 kilometer westelijk van Santiago, is door de Romeinen Finisterrae gedoopt, wat 'einde van de wereld' betekent.
Santiago de Compostella kon in de elfde eeuw niet alleen zo'n belangrijke bedevaartsplaats worden vanwege de wonderbaarlijke verhalen over de apostel Jakobus, maar ook omdat de Abdij van Cluny in de elfde eeuw de godsvredebeweging ging stimuleren die erop gericht was in West-Europa een grotere veiligheid te bewerkstelligen. Deze eerste kerkelijke vredesbeweging stimuleerde niet alleen giften aan kerken en kloosters, maar ook de bedevaarten naar Santiago en daarmee de opkomst van de Romaanse kunst langs de pelgrimswegen. Tot in Spanje is daardoor de invloed van de architectuur van Cluny merkbaar. De betekenis van Cluny en de pelgrimages naar Santiago voor de reconquista tegen het islamitische Marokkaanse rijk in Zuid-Spanje is overigens beperkt. Verhalen over de heilige Jakobus en de strijd tegen de Moren dateren op zijn vroegst uit het einde van de elfde eeuw, als de grote trek al op gang gekomen is. De enkele afbeeldingen van Matamoros (de Morendoder), zoals te zien zijn in de kathedraal van Burgos dateren zelfs pas uit de 16e en 17e eeuw.
De pelgrimshandleiding in het vijfde boek van de Codex Calixtinus uit de 12e eeuw noemt voor Frankrijk vier verschillende pelgrimsroutes. Deze beginnen respectievelijk in Parijs, Vézelay, Le Puy en Arles. De eerste drie komen samen in Saint-Jean-Pied-de-Port in de Franse Pyreneeën, de route vanuit Arles komt via de Somportpas Spanje binnen, loopt via Jaca en komt bij Puente la Reina bij de andere routes vanuit Frankrijk.
UNESCO
Sinds 1993 is het Spaanse deel van de pelgrimsroute in de werelderfgoedlijst van UNESCO opgenomen. De Franse routes maken sinds 1998 deel uit van deze lijst.
Beweegredenen
Van oudsher hebben bedevaarten, naar welk bedevaartsoord ook, een religieus karakter: pelgrims reisden daar naar toe teneinde daar aanwezige relikwieën te vereren. Ook ondernam men een bedevaart ter uitvoering van een aan God gedane belofte, of bij wege van boetedoening. In de Middeleeuwen werden bedevaarten niet zelden als straf opgelegd door kerkelijke of zelfs wereldlijke rechtbanken.
Religieuze (of in elk geval levensbeschouwelijke) motieven spelen ook thans vaak een rol. Doch een aanmerkelijk deel van de pelgrims die tegenwoordig naar Santiago reist doet dit vanwege het cultuurhistorische erfgoed op de route, vanwege de fysieke uitdaging of om, vaak in samenhang met ontwikkelingen in het eigen leven, geruime tijd in een geheel andere omgeving te verkeren.
De route in Spanje
De route is in Spanje gemarkeerd met palen en borden met daarop een gestyleerde Sint-Jakobsschelp op een blauwe ondergrond, en met gele geschilderde pijlen. (De markering is uitsluitend voor de heenreis aangebracht.) Er zijn twee routes door de Pyreneeën: over de Col de Somport ten noorden van Jaca, en van het Franse Saint-Jean-Pied-de-Port naar Roncesvalles. De laatste route werd (en wordt) het meest gebruikt vanwege de kleinere kans op sneeuwval. Bij Puente la Reina ten zuiden van Pamplona ontmoeten deze routes elkaar, waarna de hierboven genoemde steden worden aangedaan. De route loopt deels door het open veld, doch ook vaak langs soms drukke verkeerswegen.
Langs de route zijn op regelmatige afstanden sobere herbergen ingericht, waar reizigers kunnen overnachten en eten. In veel gevallen heeft men slechts toegang op vertoon van een pelgrimspas ("Credencial del Peregrino"). Met behulp van deze kaart, die men onderweg kan laten afstempelen, kan bij aankomst in Santiago aangetoond worden dat men een voldoende afstand heeft afgelegd om een oorkonde te verkrijgen, de zogeheten "Compostela". Voor wandelaars is een afgelegde afstand van 100 kilometer vereist, voor fietsers 200 kilometer; indien men te paard reist 200 kilometer. Deze afstanden worden gerekend tot Santiago.
Bron: Wikipedia
Volgens een legende zou het graf van de apostel Jakobus, een van de discipelen van Jezus, zich in Santiago de Compostela bevinden. Zijn stoffelijk overschot zou, nadat hij in Palestina was onthoofd, in een stenen boot zijn gelegd waarin twee van zijn discipelen meereisden. De boot bereikte vanzelf de Galicische kust, waarna het dode lichaam werd begraven aan de berg Libredón. Over het graf verrees een machtige basiliek.
Naam
De stad heet officieel kortweg Santiago, maar er zijn nog veel meer steden die zo heten. Compostela is een bijnaam, die vooral wordt gebruikt als men de stad als bedevaartsoord beschouwt. De gecombineerde naam 'Santiago de Compostela' kan dan ook worden vertaald als: 'Santiago, bijgenaamd Compostela'.
Meestal wordt gezegd dat de bijnaam komt van Campus Stellae (Sterrenveld), vanwege de ster die, volgens de overlevering, het gebeente van Jakobus op deze plaats heeft aangewezen. De "camino" wordt ook wel de "Melkweg" genoemd.
Bedevaartsoord
Santiago de Compostella is een van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden. Pelgrims uit heel Europa eindigen hier hun voettocht. Deze voettocht noemt men de Camino de Santiago (De weg naar Santiago). De pelgrims op weg naar Santiago zijn herkenbaar aan de sint-jakobsschelp, het teken van de heilige Jacob. De schelp wordt gedragen met de sluiting naar boven (in tegenstelling tot de schelp van een zekere oliemaatschappij). Dit dier wordt langs de Galicische kust gekweekt (de kwekers zeggen niet precies waar, om diefstal te voorkomen) en is onder de naam vieira in de Galicische restaurants een gewilde delicatesse. De weg naar Santiago (in het Spaans ook wel 'el camino'; de weg genoemd) kent veel van deze tradities. Zo laten pelgrims een van huis meegenomen steen achter bij Cruz de Ferro waarmee ze symbolisch hun zonden van zich afleggen en (letterlijk) verlicht hun weg vervolgen.
De pelgrimsroute naar Santiago de Compostella
De Jacobsweg (Spaans: Camino de Santiago) is de pelgrimsroute naar het graf van de apostel Jakobus in Santiago de Compostella in Spanje. In eerste instantie wordt daaronder de zogenaamde Camino Francés verstaan, de middeleeuwse verkeersas in Noord-Spanje, die loopt van de Pyreneeën naar het graf van Jakobus. Deze route loopt langs de steden Pamplona, Estella, Logroño, Burgos, León, Astorga en Ponferrada. Er zijn ook enige andere routes van de Pyreneeën naar Santiago. De route in zijn huidige loop is in de eerste helft van de 11e eeuw ontstaan; er wordt echter aangenomen dat de route al veel ouder is. Al voor Christus was Finisterre het eindpunt van een heidense tocht. Het klif, 90 kilometer westelijk van Santiago, is door de Romeinen Finisterrae gedoopt, wat 'einde van de wereld' betekent.
Santiago de Compostella kon in de elfde eeuw niet alleen zo'n belangrijke bedevaartsplaats worden vanwege de wonderbaarlijke verhalen over de apostel Jakobus, maar ook omdat de Abdij van Cluny in de elfde eeuw de godsvredebeweging ging stimuleren die erop gericht was in West-Europa een grotere veiligheid te bewerkstelligen. Deze eerste kerkelijke vredesbeweging stimuleerde niet alleen giften aan kerken en kloosters, maar ook de bedevaarten naar Santiago en daarmee de opkomst van de Romaanse kunst langs de pelgrimswegen. Tot in Spanje is daardoor de invloed van de architectuur van Cluny merkbaar. De betekenis van Cluny en de pelgrimages naar Santiago voor de reconquista tegen het islamitische Marokkaanse rijk in Zuid-Spanje is overigens beperkt. Verhalen over de heilige Jakobus en de strijd tegen de Moren dateren op zijn vroegst uit het einde van de elfde eeuw, als de grote trek al op gang gekomen is. De enkele afbeeldingen van Matamoros (de Morendoder), zoals te zien zijn in de kathedraal van Burgos dateren zelfs pas uit de 16e en 17e eeuw.
De pelgrimshandleiding in het vijfde boek van de Codex Calixtinus uit de 12e eeuw noemt voor Frankrijk vier verschillende pelgrimsroutes. Deze beginnen respectievelijk in Parijs, Vézelay, Le Puy en Arles. De eerste drie komen samen in Saint-Jean-Pied-de-Port in de Franse Pyreneeën, de route vanuit Arles komt via de Somportpas Spanje binnen, loopt via Jaca en komt bij Puente la Reina bij de andere routes vanuit Frankrijk.
UNESCO
Sinds 1993 is het Spaanse deel van de pelgrimsroute in de werelderfgoedlijst van UNESCO opgenomen. De Franse routes maken sinds 1998 deel uit van deze lijst.
Beweegredenen
Van oudsher hebben bedevaarten, naar welk bedevaartsoord ook, een religieus karakter: pelgrims reisden daar naar toe teneinde daar aanwezige relikwieën te vereren. Ook ondernam men een bedevaart ter uitvoering van een aan God gedane belofte, of bij wege van boetedoening. In de Middeleeuwen werden bedevaarten niet zelden als straf opgelegd door kerkelijke of zelfs wereldlijke rechtbanken.
Religieuze (of in elk geval levensbeschouwelijke) motieven spelen ook thans vaak een rol. Doch een aanmerkelijk deel van de pelgrims die tegenwoordig naar Santiago reist doet dit vanwege het cultuurhistorische erfgoed op de route, vanwege de fysieke uitdaging of om, vaak in samenhang met ontwikkelingen in het eigen leven, geruime tijd in een geheel andere omgeving te verkeren.
De route in Spanje
De route is in Spanje gemarkeerd met palen en borden met daarop een gestyleerde Sint-Jakobsschelp op een blauwe ondergrond, en met gele geschilderde pijlen. (De markering is uitsluitend voor de heenreis aangebracht.) Er zijn twee routes door de Pyreneeën: over de Col de Somport ten noorden van Jaca, en van het Franse Saint-Jean-Pied-de-Port naar Roncesvalles. De laatste route werd (en wordt) het meest gebruikt vanwege de kleinere kans op sneeuwval. Bij Puente la Reina ten zuiden van Pamplona ontmoeten deze routes elkaar, waarna de hierboven genoemde steden worden aangedaan. De route loopt deels door het open veld, doch ook vaak langs soms drukke verkeerswegen.
Langs de route zijn op regelmatige afstanden sobere herbergen ingericht, waar reizigers kunnen overnachten en eten. In veel gevallen heeft men slechts toegang op vertoon van een pelgrimspas ("Credencial del Peregrino"). Met behulp van deze kaart, die men onderweg kan laten afstempelen, kan bij aankomst in Santiago aangetoond worden dat men een voldoende afstand heeft afgelegd om een oorkonde te verkrijgen, de zogeheten "Compostela". Voor wandelaars is een afgelegde afstand van 100 kilometer vereist, voor fietsers 200 kilometer; indien men te paard reist 200 kilometer. Deze afstanden worden gerekend tot Santiago.
Bron: Wikipedia